De laatste tempelier (1492)
aagaatha
laat mij niet alleen,
de weg naar egmond is lang en vuig
ik weet
zij wachten tussen de bomen
met hamers en sikkels
en een gortzak
voor mijn hoofd
en ginder
daar waar de duindoorn bloeit
ligt mijn compaan
het lichaam ontzield , ontmand
enkel de kraaien lachen
in dit naargeestig land
en
terwijl
sions klooster brandt
trekt
een grauwe horde
met holle ogen
langzaam richting
Haarlems rand
en schreeuwt
hoort , vermoord
hoort , vermoord
van ruyven
we hakken je in stukken
dan heeft je vrouw
nog wat te kluyven
hoort , vermoord
hoort , vermoord
agaathaa
waar blijft
von schaumburg
mit seiner schwarzen garde
en de speren van vier meter lang
kom
vertrek nu het nog kan
wees bang
daar ik zweer
als dit voorbij is
ik een kerk bouw
het mortel
vermengd
met
boerenbloed