Politiebureau Breestraat
De kleine Spaanse rode schoentjes probeerde
de vier volwassen benen bij te houden
de ruches van het jurkje danste vrolijk mee.
Zij voelde zich dolgelukkig
Het was een warme septemberdag in 1979.
Zij zong liedjes over het samenzijn
en haar ouders zongen met haar mee.
Het meisje hield hun handen stevig vast
zo liepen ze het bureau Breestraat binnen.
De rode schoentjes tipte over de zwart-wit tegels
en gingen in rap tempo de trap op.
Het meisje hield zich goed aan de massief houten reling vast
want het was een steile trap
en volgde haar ouders naar boven.
Het jurkje en de schoentjes moesten wachten dat hielden ze niet lang vol
zij maakten daarom een dansje en ze huppelden vrolijk rond.
Het meisje keek haar ogen uit naar het glas- in- lood
en de gekleurde mozaïeken aan de muren
Het was net of ze liep op een regenboog.
Uit het niets zag ze plotseling de grootste blauwe ogen ooit
die zeiden:
“Zo kleintje, kom jij bij je ouders wonen?
Je hebt ze gemist, hé?”
foto door stadsfotograaf : Carla Ellens
Koud
De winterwind aait de straten
rode brandende wangen onverbiddelijk.
Het enige houvast is de wollen sjaal.
Op de fiets door Oud- Beverwijk
het Kerkplein, Arendsweg,
begroet ik de witte Christus in de nis
bij de deur van de Goede Raad.
Ik steek de kruising over met de Boeweg.
Op de Rijvordtlaan neemt een ouder echtpaar afscheid.
De man begroet mij en
ik begroet zijn vrouw.
foto door stadsfotograaf : Carla Ellens
Regina Caeli
Daar stonden ze dan
meisjes in wit,
franje, ruches en prinsessenjurken
voor de kerk met de trap
en de koepel,
het tafereel leek wel Italiaans
klaar voor hun Eerste Communie
De liefde is mijn geloof.
De derwisj in mij zong daarom
Al was ik zo klein:
Regina caeli laetare, alleluia
foto door stadsfotograaf : René Kuipers
Bouwnacht
Een warme zomernacht op de Laan der Nederlanden
was verlaten
De glitters op de grond vertelde nog dat er een zomerregen
was gevallen, terwijl er auto’s zoefden over de brede laan,
maar het was stil
er hing een briesje in de lucht
die zong een slaapliedje zonder woorden, zonder geluid
Engelen fluisterden
Stervelingen waren tijdelijk gestorven
De weg was opengebroken
Het donkere water van de sloot
vertoonde silhouetten van hekken, zand langs de weg
alles was opengebroken deze zomer in Beverwijk
De bouwvak was aangebroken
Ze waren op vakantie
Een politieman in zijn auto, groette mij beleefd
terwijl hij het bureau uitreed
Wat doet zij zo midden in de nacht hoorde ik hem denken
of waren dat de engelen?
Langs de Vredevorstkerk richting de Wijkerbaan
kwam ik twee katten tegen
die mij kopjes gaven
Waarom waren zij zo laat de staat op gegaan,
hadden zij ook behoefde aan stille straten,
foto door stadsfotograaf : René Kuipers
Toekomst
De Randweg wordt aangelegd
Er wordt een nieuw Stationsplein verwezenlijkt
een ingang voor de toekomst
met een warm welkom wordt de gast ontvangen
Op de Citadel lopen kinderwagens rond
de toekomstige nieuwe bewoners van deze stad
de wijk van de toekomst
die Broekpolder wordt genoemd
Een jaar van crisis voorbij,
een stad die toch weer groter werd
terwijl ik deze laatste zin schrijf word ik ge-sms’t
op mijn beeldschermpje staat:
“Ik wacht buiten op je”
Ik geloof dat dit het dan is
mijn laatste stadsgedicht
daarom doe ik mijn hoed op en mijn jas dicht
want buiten wacht een nieuwe toekomst.