Stadsdichter Beverwijk 2011 – Maxim Aafjes

De laatste tempelier (1492)

aagaatha
laat mij niet alleen,

de weg naar egmond is lang en vuig

ik weet
zij wachten tussen de bomen
met hamers en sikkels
en een gortzak
voor mijn hoofd

en ginder

daar waar de duindoorn bloeit
ligt mijn compaan
het lichaam ontzield , ontmand

enkel de kraaien lachen
in dit naargeestig land

en
terwijl
sions klooster brandt

trekt
een grauwe horde
met holle ogen
langzaam richting
Haarlems rand

en schreeuwt

hoort , vermoord
hoort , vermoord

van ruyven
we hakken je in stukken
dan heeft je vrouw
nog wat te kluyven

hoort , vermoord
hoort , vermoord

agaathaa

waar blijft
von schaumburg
mit seiner schwarzen garde
en de speren van vier meter lang

kom

vertrek nu het nog kan

wees bang

daar ik zweer
als dit voorbij is

ik een kerk bouw

het mortel
vermengd
met
boerenbloed


wildejongens

DIS IS MIJ STAT

sanchez

wat brengt mijn vuige lijf hier op
skelleton beache
waar de kadavers in rijen van vijf
gerangschikt zijn

En de zwarte rook zijn asem walmt
In vlagen van marie johanna

Dis is mij stat
Se segge vroeger hattet wat

Maar met drie stappen terug
En twee stappen heen

Ziet elke gek meteen
Det de funny walk is over

Dis is mij stat

We hebben de romp gedumpt
In het robbe bos , het robbe noord bos
En de kinderen begraven in de tuin

Dis is mij stat

Hendrik mande weg salaam
Doe joe like Beverwijk
In elke kroeg een lijk

Want als ik door de muren kijken kon

Zag ik kook op de toog
En bloed aan het plafond

Dis is mij stat
Se segge vroeger hattet wat

Se segge vroeger hattet wat

Maar

Wat hattet tan

Wat
Hattet
Tan

 

IJmuiden

Zij hadden natuurlijk

TELSTAR, TELSTAR,

TELSTAR

en wij natuurlijk

De BINTANGS

Zij hadden natuurlijk ,

de haven en boten en konden overal heen

En wij hadden natuurlijk

Aardappelen en bloemen

En als zij dan aan kwamen scheuren
In hun vette amerikanen

En wij ze opwachtten

op onze Kreidlers en Zundapps

dan was het heibel

elke keer weer

en als dan tijdens de feestweek
wij onszelf opfokten

en na menig liter bier ,
schreeuwden om wraak

sprongen wij op onze
ijzeren rossen

en reden richting
het noorden

om een

Heemskerker

voor zijn bek te slaan